Monnikstraat 4 - 1740 Ternat

+32 473 50 04 06
info@bolster.be

Contacteer ons

"*" indicates required fields

Enkel PDF, DOC of DOCX wordt ondesteund. Maximum 10MB.
Accepted file types: pdf, doc, docx, Max. file size: 10 MB.
03.06.2021

Onze man wordt bouwvakker

Een journalist van het vakblad ‘Nieuwbouw’ was zo moedig om een paar dagen mee te draaien op de werf. Houtbouw is echt een vak apart. Zo lees je het ook eens van een ander!

We schrijven in kranten en tijdschriften pagina’s vol over wonen, huizen en de nieuwste architectuurtrends. Maar zo goed als nooit gaat het over de mensen die dat allemaal bouwen. Onze medewerker Jan Haeverans trok enkele dagen mee de werf op.

Het is een uur of tien in de ochtend, en ik heb de indruk dat ik al uren aan het werk ben. Correctie: ik bén al uren aan het werk. Vanochtend om zeven uur zijn we begonnen. Toen de meeste van mijn schrijvende collega’s nog sliepen of zoetjesaan wakker werden, stonden wij al in een magazijn de camionette te laden. Meteen de eerste van mijn vele verbazingen in de bouwwereld: hoe secuur dat laden moet gebeuren. Vooraf had de baas met elke ploeg op kantoor het werk van de dag overlopen, zodat iedereen weet wat ze nodig hebben. In het magazijn lopen de mannen snel langs elkaar heen, en slepen dozen schroeven, planken, balken aan, die soms met een vorklift vanuit een rek metershoog gehaald moeten worden. Het is belangrijk dat alles wat je die dag nodig hebt in de wagen zit: helemaal moeten terugrijden voor een pak schroeven, is echt geen optie. Iedereen lijkt exact te weten wat hij moet doen. Ik probeer vooral niet te veel in de weg te staan, iets wat me maar zeer matig lukt.

Het dak op

Aangekomen op de werf krijg ik zo’n zware gordel om waaraan je allerlei gerief kunt hangen, en ik voel me al meteen een beetje stoer. Anders dan de ‘gewone mensen’ mag ik nu alle verbodstekens negeren en de werf op lopen, wat ik best spannend vind. Ik probeer er zo geroutineerd mogelijk uit te zien, ook al heb geen idee wat ik zal moeten doen. Op de verschillende verdiepingen van de ruwbouw zijn arbeiders van andere firma’s aan het werk. Onze werkplek is helemaal boven: de dakconstructie.

Elias, de leider van ons ploegje van vier man, moet even denken welk werk hij zou kunnen geven aan iemand met nul ervaring. Het worden de schuine dakbalkjes die moeten worden vastgenageld op de grote grondbalk. En nee, ik heb nog nooit met een schietpistool gewerkt. Dat prikkelt even mijn verbeelding – je laadt zo’n pistool als een machinegeweer, waarna je het ‘op scherp stelt’ – maar ik ga er toch erg behoedzaam mee aan de slag: je wilt niet nog jarenlang over tongen gaan als journalist die zich al meteen aan het dak vastnagelde’.

Stedenbouwers

Ik sta tussen de balken van het dak en kijk over het dorp in het Pajottenland waar onze werf ligt. Als bureaumens had ik gedacht daar in de bouw eens ‘in het echte leven’ te staan, in plaats van er door een scherm naar te kijken. Maar nu heb ik vreemd genoeg het gevoel me een beetje buiten de wereld te bevinden. Daar beneden gaat het leven zijn gangetje: een schoolbel rinkelt voor de ochtendspeeltijd, een lijnbus stopt aan een halte, mensen passeren te voet of op de fiets. Bouwvakkers zijn hier maar tijdelijke passanten, anonieme figuren op een werf die stilaan gebouw wordt. Ik verbaas me over een evidentie: alle gebouwen in alle steden en dorpen zijn steen voor steen, balk voor balk opgetrokken door dit soort kerels, die verdwijnen eens de job geklaard is en wij in hun werk gaan wonen.

Ik leer het plan te lezen waarop staat hoe alles in elkaar gezet moet worden. Een beetje als een Ikea-kast. Maar dan nog blijft het fysiek zwaar werk, dit is een dak, geen kast. En hoewel mijn spieren al snel pijn doen – de eerste zes maanden ben je elke avond geradbraakt en kapot, hadden ze me gewaarschuwd – toch doet met de handen werken op een bepaalde manier ook deugd. Net zoals het een bevredigend gevoel geeft mee te bouwen aan iets wat er over vele jaren nog zal staan. Als freelancer werk je met de waan van de dag, deze mensen trekken tegen een stevig tempo echte gebouwen op. Het stemt nederig.

Blootgesteld aan de elementen

Als ik de tweede dag aankom, plenst de regen al uren uit de lucht, en volgens het weerbericht zal het de hele dag zo doorgaan. Als we aan het laden zijn in het magazijn komt Tim, de baas, met de boodschap dat het werk voor die dag afgeblazen wordt. Ik ben stiekem blij, want al na één dag doet mijn lijf pijn en ben ik flink moe. Weerverlet komt eigenlijk niet zo gek veel voor, legt Tim uit. En regen blijkt erger te zijn dan koude: materiaal begint te haperen, hout trekt scheef, je maakt dingen sneller kapot… Simon, een van mijn vaste collega’s op het dak beaamt: “Soms gaan we zelfs bij vriesweer aan het werk, terwijl er ijsplekken op de werf staan.” IJsplekken en werken op een dak, het lijkt me niet echt een geruststellende combinatie.

De volgende dag krijgen we in een paar uur zowat alle seizoenen over ons heen. ’s Ochtends is het nog flink koud, en de vele lagen die ik heb aangetrokken, houden me maar net warm. Maar naarmate de zon klimt, gaat laag na laag uit, en algauw staat Simon in zijn bloot bovenlijf te werken. “Mijn vriendin is soms jaloers”, zegt hij. “Hoe zij ook haar best doet in de zomer, ik ben altijd bruiner.” Als het wat later dan weer begint te regenen, moeten we ons reppen. Niet voor onszelf, maar voor ons materiaal, dat zoveel mogelijk onder de grote werktafel gelegd moet worden, om het toch enigszins te beschermen. En dan nog: sommige kartonnen dozen met schroeven zijn al zo doorweekt dat ze scheuren, en elektrische apparaten die op de betonnen vloer naast plassen liggen, het ziet er een beetje eng uit… Die middag eten we onze boterhammen niet op het dak, maar een verdieping lager, naast een grote plas water. En ondanks de regen gaan we na een halfuurtje pauze weer aan de slag. Hier wordt geen tijd van de baas verspild.

Geblunder

Vrijdag is mijn laatste dag, en het moment van de waarheid: ik moet het platte gedeelte van het dak op, helemaal bovenaan. Er liggen daar alleen nog maar smalle balkjes, behoorlijk ver uit elkaar, en er is niets om je aan vast te houden. Collega’s Florian en Simon lopen erover als was het de begane grond, bij mij duurt het minutenlang voor ik me nog maar durf op te richten, en nog eens minuten voor ik heel krampachtig vooruit durf te schuifelen. We moeten er lichtjes afhellende balkjes monteren die zorgen voor waterafvoer. Maar nadat ik een paar rijen heb vastgeschroefd, begin ik letterlijk te beven op mijn benen. Ik moet naar beneden.

Ik voel me gefaald, ondanks de geruststellende woorden van mijn collega’s. “Als je voelt dat het niet gaat, moet je het echt niet doen.” En: “Het belangrijkste is dat we straks allemaal in één stuk thuiskomen.” Maar door mij hebben zij daarboven nu meer werk. En de zon brandt. Geen nood, veiligheid is het allerbelangrijkste, zo verzekeren ze me. En als om dat te illustreren laten ze me de gaten in de tijdelijke afsluiting rond de perimeter van het dak met restplanken dichten.

Balans

Terwijl de adrenaline zakt, maak ik de balans op van de week. Ik heb met opwindende machines gewerkt: slijpschijven om stukken metaal in een regen van vonken af te zagen, voorhamers om balken op hun plaats te beuken… Ik heb frustrerende dingen gedaan: over heel de werf moeten teruglopen omdat ik de verkeerde schroeven meehad, of omdat mijn verlengkabel net een meter te kort was. Ik heb geblunderd en gezondigd tegen ongeschreven regels, met als dieptepunt het moment toen ik de elektrische schroevendraaier van iemand anders een verdieping lager liet vallen. Minstens drie regels heb ik toen overtreden: gebruik nooit het materiaal van een ander, draag zorg voor je materiaal, en hou je collega’s beneden veilig. En ten slotte heb ik het nut van schoenen met stalen tippen ontdekt: toen een stapel hout kantelde (nog een blunder), kwam er een zware balk recht op mijn voeten terecht.

Toen ik baas Tim vroeg of ik op drukke momenten af en toe zou kunnen inspringen in zijn bedrijf, klonk zijn antwoord: “Zelfs voor een professional is het moeilijk om mee te draaien in ploegen die zo op elkaar ingespeeld zijn.” Daarmee wist ik genoeg.

Met dank aan Gino en Tim, de bazen van Bolster Houtskeletbouw, om open te staan voor dit experiment, en aan mijn collega’s op het dak, Simon, Florian en (de eerste dag) Elias, voor al hun hulp, begrip en geduld.

Bron: Haeverans, J., Nieuwbouw, oktober 2019